Josien van Breda is directeur FNV Zelfstandigen en plv. lid van de SER.
De zelfstandige was het afgelopen jaar volop in het nieuws en bepaald niet op een manier waar ik vrolijk van word. Alsof het onkruid is dat moet worden bestreden. Te vaak gaat het over de bestrijding van schijnconstructies en het afschaffen van de zelfstandigenaftrek of het verplichten van pensioen of arbeidsongeschiktheidsverzekering. Alles om maar te zorgen dat de zelfstandige duurder wordt, zodat er geen concurrentie op arbeidskosten meer zou plaatsvinden.
Door op deze manier naar zelfstandigen te kijken, hou je geen enkele rekening met de heterogeniteit van de groep. Van de ruim een miljoen zelfstandigen is maar een kleine groep schijnzelfstandig. Net zoals de meeste zelfstandigen echt ondernemend zijn en niet concurreren met werknemers. Ik had gehoopt dat met de Wet DBA maatwerk per sector of per beroepsgroep bereikt zou worden. Dat probleemgevallen opgelost zouden worden en dat de “echte” zelfstandigen rust en duidelijkheid kreeg. De praktijk leert helaas anders.
Zelfstandigen verdienen een fatsoenlijk tarief
Ik wens dat het volgende kabinet zich realiseert, dat zelfstandigen hun eigen werk creëren, innovatief en creatief zijn, dat ze mee-ademen met de economie en daarvoor beloond moeten worden. Die beloning zit hem in de eerste plaats in helder beleid over de voorwaarden waaraan je moet voldoen om fiscaal en arbeidsrechtelijk als zelfstandige te kunnen kwalificeren. Want dat geeft zekerheid en houvast voor zelfstandigen en opdrachtgevers.
Maar beloning moet je ook heel letterlijk opvatten. De euro’s dus. Veel zelfstandigen zijn nog steeds niet in staat om een fatsoenlijk tarief uit te onderhandelen. Hoewel de crisis achter ons ligt en zelfstandigen de grootste klappen hebben opgevangen doordat er lagere tarieven en minder opdrachten waren, zijn de tarieven niet zo snel gestegen als de lonen van werknemers. De vraag is dan waardoor dat komt. Soms heeft het te maken met een overaanbod van zelfstandigen of doordat zelfstandigen hun vak zo graag uitoefenen, dat ze vergeten om zakelijk te onderhandelen. Maar vaker nog komt het door marktimperfecties. Neem de thuiszorg. Door de bezuinigingen in die sector, wordt van de instellingen verwacht dat ze dezelfde zorg voor minder geld verlenen. Dat leidt tot een enorme druk op de arbeidskosten. Combineer dat met de omstandigheid dat veel verpleegkundigen en verzorgenden heel loyaal zijn naar hun cliënten. Daarmee heb je een recept voor schijnzelfstandigheid compleet.
Hetzelfde zie je in de culturele sector, waar ook fors bezuinigd is. Daar is een glijbaaneffect zichtbaar, van werknemers met vaste contracten, naar tijdelijke contracten, naar oproepcontracten naar zzp’ers en naar vrijwilligers en onbetaalde stages. Ik zit in de SER Commissie Arbeidsmarktverkenning Culturele Sector. In het advies van januari 2016 werden de problemen van de sector beschreven, in het vervolg advies dat later dit jaar uitkomt worden de oplossingen benoemd. Wat mij opvalt aan het overleg is dat zowel zelfstandigen, als opdrachtgevers als subsidieverstrekkers, allemaal meer ruimte willen om tariefafspraken te maken. Maar het mededingingsrecht staat dat op dit moment niet toe.
Tariefsafspraken, gevoelig thema
Nu weet ik dat tariefafspraken voor zelfstandigen bij veel mensen gevoelig ligt. Echter, in een aantal sectoren zijn zelfstandigen qua onderhandelingskracht veel meer vergelijkbaar met werknemers dan met hun opdrachtgevers. Hoe kun je als fysiotherapeut of logopedist een goed tarief uit onderhandelen met de zorgverzekeraars, als je beroepsvereniging daar al de grootste moeite mee heeft? Ook van leden krijgen we regelmatig te horen dat zij graag meer invloed willen op de hoogte van hun tarief. Die onderhandelingskracht is alleen mogelijk als je collectief mag onderhandelingen.
Ook krijg ik regelmatig te horen van leden dat zij juist geen tariefafspraken willen. Zij hechten eraan hun eigen prijs en voorwaarden te kunnen afspreken met hun opdrachtgevers. Die ruimte moet er ook blijven. Desalniettemin moet het mogelijk worden om tariefafspraken per sector te maken. Voor welke sectoren, hangt van de onderhandelingsmacht van de zelfstandigen. Onderstaand schema laat zien voor welke typen en groepen zelfstandigen tariefafspraken zouden moeten gelden.
Vervangend voor dienstverband | Niet vervangend voor dienstverband | |
Behoefte aan collectieve (prijs)afspraken |
“gedwongen” zelfstandigen in bijvoorbeeld thuiszorgmedewerkers, bouwvakkers en productiemedewerkers |
Zelfstandigen afhankelijk van vastgestelde tariefafspraken (meestal door overheid), zoals tolken, therapeuten, maar ook culturele sector |
Geen behoefte aan collectieve (prijs) afspraken | “Blije” zelfstandigen die zelf hun tarief kunnen uitonderhandelen, zoals ICT’ers en marketeers | Ondernemers en vrije beroepsbeoefenaren, bijvoorbeeld adviseurs, ontwerpers, advocaten |
Kortom, de zelfstandigen verdienen het om tot bloei te komen. Ieder op de manier die het best bij zijn of haar situatie past. Om duizend bloemen te laten bloeien is nodig dat het volgende kabinet helderheid schept over de rechtspositie van zelfstandigen én collectief onderhandelen over prijs en andere voorwaarden voor zelfstandigen mogelijk maakt. En wat betreft de aanpak van schijnconstructies. Maak het niet moeilijker dan nodig is bij onkruidbestrijding. Gewoon handhaven! En val de rest niet lastig met regels en administratieve rompslomp.